Whataboutisme over de Irakoorlog gaat Oekraïense oorlogsslachtoffers niet helpen tegen het Russische oorlogsgeweld
De Russische invasie in Oekraïne sinds februari 2022 heeft het functioneren van het internationaal recht opnieuw ter discussie gesteld. Rusland heeft sinds 2014 het internationaal rechtsprincipe geschonden door de annexatie van de Krim en sinds 2022 delen in Oost-Oekraïne bezet en op papier geannexeerd. De deportatie van Oekraïense kinderen was voor het Internationaal Strafhof aanleiding om een arrestatiebevel tegen president Poetin uit te vaardigen. Critici zeggen dat dit beeld westers of eurocentrisch is. De Verenigde Staten erkennen immers het Internationaal Strafhof ook niet en hebben zelf soevereine landen bezet, zoals Irak. Vandaar dat de Verenigde Staten hypocrisie wordt verweten, nu Washington Rusland beschuldigt van oorlogsmisdaden in Oekraïne. Door critici, zoals schrijver van het boek Dirty Wars Jeremy Scahill en mensenrechtenorganisaties, die stellen dat de Verenigde Staten tegelijkertijd ook wreed geweld steunen in Palestina en Jemen. In dit essay zal worden onderzocht wat de consequenties van Amerikaanse interventies zijn geweest voor de geloofwaardigheid voor de internationale rechtsorde en in hoeverre de kritiek van hypocrisie terecht is.
Haat-liefdeverhouding met het internationale recht voor de VS
De relatie tussen de Verenigde Staten en Rusland staat al geruime tijd onder druk als het gaat om het handhaven van internationaal recht. Sinds 1992 heeft Rusland verschillende gebieden in Moldavië, Georgië en Oekraïne geannexeerd, zowel direct als indirect. Zo is Transnistrië in feite een Russische vazalstaat geworden en lijkt ook Belarus steeds meer die kant op te gaan sinds 2020. Daarnaast heeft Rusland de afvallige republiek Tsjetsjenië tweemaal met militair geweld tot de orde geroepen. De Verenigde Staten hebben echter een ambigue houding tegenover de schendingen van het internationaal recht door Rusland. Enerzijds streven ze naar een ‘rule-based’ wereldorde op internationaal niveau, maar anderzijds bedrijven ze ook geopolitiek en handelen ze daarom in hun eigen belang, waarbij Washington het internationaal recht meermaals heeft geschonden. Zo negeerden de Verenigde Staten internationale kritiek en besloten ze in 2003 om Irak binnen te vallen.
Om inzicht te krijgen in de houding van de Verenigde Staten ten opzichte van het internationaal recht, sprak ik met volkenrechtjurist en Amerikakenner Kenneth Manusama. Allereerst vroeg ik hem naar de houding van de regering Bush op het Russische handelen in Tsjetsjenië. Aanvankelijk was er kritiek vanuit mensenrechtenorganisaties op het Russische optreden in Tsjetsjenië, omdat er nauwelijks onderscheid werd gemaakt tussen burgers en terroristen. Manusama stelt dat de regering-Bush in eerste instantie isolationistisch was en weinig kritiek uitte op het Russische handelen in Tsjetsjenië.
Na de terroristische aanslagen op 11 september 2001 boden deze gebeurtenissen echter plotseling mogelijkheden voor samenwerking tussen de Verenigde Staten en Rusland, concludeert Andrei Tsygankov, een Russische wetenschapper op het gebied van internationale betrekkingen. Tsygankov benadrukt dat Rusland tijdens de War on Terror een belangrijke partner van de Verenigde Staten werd. Rusland stelde haar militaire bases in Centraal-Azië beschikbaar en leverde olie en inlichtingen aan de Verenigde Staten, waardoor de Verenigde Staten gebruik konden maken van de Russische infrastructuur bij de eerste aanvallen op Afghanistan in 2001. Hierdoor kon Rusland haar reputatie sinds de jaren negentig langzaam herstellen. Vaak wordt Poetins aantreden gezien als het keerpunt waarop de relaties tussen Rusland en het Westen bergafwaarts gingen, maar juist de periode tussen 2001 en 2003 kenmerkte zich door een goede, doch pragmatische samenwerking.
Russisch pragmatisme
Poetin bouwde in zekere zin voort op het beleid van Jeltsins Minister van Buitenlandse Zaken Jevgeni Primakov en gaf prioriteit aan de economische belangen van Rusland, zelfs als de meerderheid van Rusland een dergelijke samenwerking met Washington afwees. Critici betwijfelden dan ook of Poetins pragmatische samenwerking met Bush houdbaar was, gezien het feit dat deze enkel gestoeld was op de gemeenschappelijke vijand: het internationaal terrorisme. Zo voorspelde Ian Bremmer, president van de Eurasia Group in 2002, dat de relatie tussen beide landen onder druk zou komen te staan wanneer het gevaar van internationaal terrorisme zou afnemen en de spanningen die er waren weer zouden terugkeren.
Dit gebeurde ook toen de Verenigde Staten in 2003 besloten om Irak binnen te vallen, wat voor Rusland onaanvaardbaar was. De invasie ging namelijk niet alleen tegen de Russische economische belangen in Irak in, maar bedreigde ook Poetins electorale steun in Rusland. In 2004 was er nog sprake van beperkte oppositie en een aanzienlijke islamitische minderheid in Rusland steunde Irak en niet Washington. Poetin kon daarom geen steun aan de Verenigde Staten geven zonder zijn eigen electorale positie in gevaar te brengen. Volgens volkenrechtjurist en Amerikakenner Kenneth Manusama hielden de Verenigde Staten geen rekening met hun bondgenoten of Rusland en dachten alleen aan hun eigen belang zonder dus na te denken over de gevolgen op de lange termijn.
Irakoorlog
Tsygankov benadrukt dat Poetin in zijn eerste vijf jaar als president een pragmatische benadering had ten opzichte van de Verenigde Staten. Zo steunde hij de interventie van de Verenigde Staten in Afghanistan omdat dit de Russische belangen diende, terwijl hij de oorlog in Irak afkeurde omdat deze tegen de economische belangen van Rusland inging. Rusland had namelijk enorme financiële belangen in Irak, waaronder een wapendeal en gasdeal met Saddam Hoessein. Bovendien groeide het anti-Amerikanisme hard in Rusland, waardoor Poetin onmogelijk de Amerikaanse interventie in Irak kon steunen of goedkeuren.
Hoewel Poetin de Verenigde Staten niet openlijk kon aanvallen, liet hij duidelijk merken dat hij zich onvoldoende gerespecteerd voelde toen de Amerikaanse regering het antikernwapenverdrag in 2002 opzegde en Irak binnenviel. Dit zorgde ervoor dat de relatie tussen beide landen steeds gespannener werd, mede vanwege de economische belangen die op het spel stonden. Rusland en de Duitse bondskanselier voerden daarom steeds meer kritiek op Washington. Ondanks Poetins pragmatische handelen was de relatie tussen Rusland en de Verenigde Staten niet meer wat het geweest was.
Cynisch pragmatisme
Volkenrechtjurist en Amerikakenner Kenneth Manusama verklaart dat de regering-Bush geen rekening hield met de reacties in Moskou en Berlijn bij het besluit om Irak aan te vallen vanwege het opkomende superioriteitsgevoel van de neocons binnen de regering. Dit leidde ertoe dat Rusland niet meer als gelijkwaardige “great power” werd behandeld.
Tsygankov vindt echter dat Rusland er wel wat aan overhield. Hoewel Rusland teleurgesteld was over hoe de oorlog verliep, kon de “War on Terror” toch internationaal prestige en financieel gewin opleveren voor Rusland. Rusland bood tijdens deze oorlog belangrijke steun aan de Verenigde Staten, maar deze steun was wel voorwaardelijk en hield in dat Rusland zorgvuldig keek naar de manier waarop het haar eigen belangen kon dienen, aldus Tsygankov.
Bovendien kon Rusland naar de Verenigde Staten te wijzen wanneer mensenrechtenorganisaties Ruslands schrikbewind in Tsjetsjenië weer onder de loep namen. Aan de ene kant werkte Rusland samen met de Verenigde Staten in de strijd tegen het jihadistische fundamentalisme, maar aan de andere kant voerde Rusland in Tsjetsjenië een bloedige oorlog tegen separatistische groepen, waarbij ook talloze burgerslachtoffers vielen en mensenrechtenschendingen plaatsvonden. Dit was vergelijkbaar met wat de regering-Bush in Irak deed en paste bij het cynische pragmatisme van Poetin. Door deze dubbelzinnige houding liet Poetin zien dat hij pragmatisch handelde in het belang van Rusland, ongeacht de morele implicaties. Het toonde aan dat Poetin geen morele bezwaren had tegen de Irakoorlog, gezien het Russische handelen in onder andere Grozny.
Angst voor de revoluties
Naast de Irakoorlog waren er ook andere factoren die bijdroegen aan de spanningen tussen Rusland en het Westen. Na de val van de Sovjet-Unie hebben de voormalige Sovjetrepublieken een moeilijke transitie doorgemaakt naar een kapitalistische economie en democratische politieke structuur, waarbij het “post-Sovjet syndroom” leidde tot wijdverspreide corruptie, gebrek aan persvrijheid en onafhankelijke rechtspraak, en regeringsleiders die vaak lid waren van Moskou-gebonden organisaties zoals de CSTO en de CIS. Dit fragiele evenwicht dreigde echter in te storten als landen zoals Georgië en Oekraïne plotseling democratische veranderingen zouden ondergaan. Rusland vreesde dat deze veranderingen zouden kunnen overwaaien en de Russische bevolking zouden motiveren om de straat op te gaan. In deze kleurenrevoluties zag Rusland vooral de hand van de Verenigde Staten en geloofde Moskou niet in een autonome politieke ontwikkeling in deze landen. Ruslands Minister van Buitenlandse Zaken Ivanov bestempelde destijds de kleurenrevoluties als een “oranje virus”. Poetin was bang dat deze ontwikkelingen naar Rusland zouden overwaaien en daarmee zijn regime zouden kunnen bedreigen. Als reactie op de kleurenrevoluties en de Maidanrevolutie is Rusland Georgië in 2008 binnengevallen en in 2014 Oekraïne en bezette toen de Krim.
Dit illustreert een bredere trend waarbij zowel Rusland als de Verenigde Staten het internationale rechtsprincipe niet altijd respecteren, zoals bijvoorbeeld de bezetting van Abchazië en de Krim door Rusland en de illegale militaire interventies van de Verenigde Staten in Irak en Afghanistan. Hoewel de Verenigde Staten niet vrijuit gaan, kan de Russische invasie in Oekraïne en de bezetting van delen van Oost-Oekraïne niet op dezelfde manier behandeld worden, aangezien Rusland een koloniale oorlog voert met als doel om de Oekraïense cultuur en identiteit uit te wissen.
Internationale rechtsorde
Kenneth Manusama antwoordde op mijn vraag “in hoeverre de Verenigde Staten zelf de internationale rechtsorde hebben opgeblazen” dat de Verenigde Staten de internationale rechtsorde weliswaar hebben geschonden door de illegale oorlog in Irak, maar dat ze haar zeker niet wilden opblazen. Hij wees erop dat de Verenigde Staten probeerden om binnen de rechtsorde te blijven opereren door zich te beroepen op argumenten rondom massavernietigingswapens en Veiligheidsraadresoluties. In tegenstelling tot Rusland dat geen enkele poging ondernam om binnen de internationale rechtsorde te blijven met betrekking tot Oekraïne, aldus Manusama.
Genocide?
Hoewel de Verenigde Staten niet vrijuit gaan in de schending van internationaal recht, kan Rusland momenteel worden beschuldigd van een niveau van geweld in Oekraïne dat de Verenigde Staten nooit hebben bereikt. In mei 2022 concludeerden verschillende genocide-deskundigen dat Rusland in Oekraïne een vorm van genocide pleegt. De oorlogsmisdaden van Rusland in Oekraïne vertonen namelijk kenmerken van genocide, volgens deze experts.
Russische propaganda
Toch worden sommige mensen verblind door hun anti-Amerika retoriek, waardoor ze imperialisme enkel als iets Amerikaans of westers kunnen zien. De Verenigde Staten steunt Oekraïne en daarom steunen deze mensen vermomd als anti-imperialisten Rusland. Dit kan zelfs leiden tot het (onbewust) overnemen van kremlinpropaganda en whataboutisme. Zo schreef hoogleraar Jolle Demmers een analyse op de website van de Universiteit van Utrecht over de oorlog in Oekraïne, waarin onder andere Russische mythes en desinformatie was overgenomen. Demmers stelde hierin dat bijna 3 miljoen Oekraïners naar Rusland waren gevlucht en er in Oekraïne er sprake zou zijn van een burgeroorlog om taal en identiteit. Dat terwijl juist het verzet tegen de Russische bezetter voornamelijk door Russischsprekenden werd gedaan. Doordat sommige denkers de internationale politiek vooral vanuit een anti-Amerikaans paradigma analyseren, loop je het gevaar om Russische propaganda over te nemen.
Het is daarom belangrijk om deze verschrikkelijke misdaden serieus te nemen en niet te bagatelliseren of te negeren door te wijzen op schendingen van de Verenigde Staten uit het verleden. Een dergelijke reactie zou getuigen van whataboutisme en dat kan zelfs omslaan in het bagatelliseren van een mogelijke genocidale misdaad van Rusland op Oekraïners.
De Amerikaanse interventiepolitiek in Irak en Afghanistan heeft echter onze kritiek op Russische oorlogsmisdaden bemoeilijkt, gezien de vele gewelddadige incidenten en schendingen van de internationale rechtsorde door Amerikaanse troepen.
Toch zijn de oorlogsmisdaden die Rusland in Oekraïne heeft gepleegd van een andere orde, gezien de koloniale oorlogvoering en de elementen van genocide. Een jij-bak naar de Verenigde Staten zal bovendien geen enkele hulp bieden aan de vele Oekraïense oorlogsslachtoffers en is ook totaal onvergelijkbaar met wat er in Oekraïne gebeurt. Het is bovendien het bagatelliseren van het geweld wat Rusland pleegt tegen Oekraïners, waaronder het deporteren van Oekraïense kinderen, het executeren van tieners en het volledig in puin leggen van Oost-Oekraïne. Daarom belangrijk dat de internationale gemeenschap gezamenlijk optreedt om de schendingen van de internationale rechtsorde door Rusland aan te pakken en te veroordelen. Als dat niet lukt, dan moet het collectieve Westen dat doen middels afschrikking en onvoorwaardelijke steun aan Oekraïne. Enkel op die manier kunnen we de kansen vergroten om een einde maken aan deze oorlog en een duurzame vrede bewerkstelligen.