Sport en Politiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden

Sport en politiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is een eeuwenoude gedachte die suggereert dat verschillen tussen landen tijdelijk kunnen worden vergeten door de strijd van de sport. Echter, recente ontwikkelingen tonen een toenemende trend waarbij sport op internationaal niveau juist verdeeldheid zaait. Een treffend voorbeeld hiervan was het laatste wereldkampioenschap voetbal. Westerse politici en vertegenwoordigers probeerden hun steun voor de internationale Lgbt-gemeenschap te tonen door ‘one love’-armbanden te dragen tijdens het WK in Qatar. Dit leidde tot een tegenreactie van Arabische vertegenwoordigers, die met een ‘Free Palestina’-boodschap kwamen. De vermenging van sport en politiek is dus een realiteit die niet genegeerd kan worden. Dit brengt ons bij de vraag: kunnen en willen we politiek en sport wel los van elkaar zien?

Say no to war

Deze week kondigde de UEFA aan dat ze overweegt om Russische jeugdteams weer toe te laten in competitieverband tegen andere Europese teams. Deze beslissing riep meteen felle reacties op van diverse voetbalbonden die categorisch weigeren tegen Russische teams te spelen. Hier schuilt een wijdverbreide, maar naïeve, misvatting: het idee dat sport en politiek—voetbal in dit specifieke geval—van elkaar gescheiden kunnen worden. Stel je het volgende scenario voor, waarin een Oekraïense jeugdspeler, die familieleden heeft verloren in Marioepol, geacht wordt de hand te schudden van een Russische tegenstander. Stel je voor dat deze tegenstander een aanvoerdersband draagt met het Z-symbool of gesponsord wordt door Gazprom. Dit staatsbedrijf draagt (in)direct bij aan de Russische oorlog in Oekraïne. Onder zulke omstandigheden is het onmogelijk om sport en politiek als afzonderlijke situaties te beschouwen.

Ik ben faliekant tegen het voorstel van de UEFA, vooral omdat Ruslands oorlog tegen Oekraïne verstrekkende gevolgen heeft voor het voetbal. Het opheffen van de Russische schorsing terwijl deze oorlog voortduurt, met alle gevolgen voor Oekraïense burgers en jonge voetballers, is onverantwoord. Aanvankelijk zijn het vooral de Oekraïense voetbalteams die lijden onder deze omstandigheden. Het aantal buitenlandse spelers dat bereid is in Oekraïne te spelen is bijna op een hand te tellen, met uitzondering van enkele lovenswaardige gevallen. Dit heeft een negatieve impact op de Oekraïense voetbalcompetitie, wat een verklaring is voor de vrije val van Oekraïne op de coëfficiëntenranglijst. Terwijl de Eredivisie nu de Franse Ligue 1 is gepasseerd, heeft Oekraïne een aanzienlijke daling op de coëfficiëntenranglijst doorgemaakt, van de 9e naar de 17e plaats. Deze verandering in de rangschikking heeft tastbare gevolgen: in de Eredivisie zijn er nu bijvoorbeeld twee clubs, zowel Feyenoord als PSV, die meedoen in de Champions League. Oekraïne daarentegen heeft zijn vaste plek in de Champions League al lang verloren. De achteruitgang werd pijnlijk geïllustreerd toen Feyenoord vorig seizoen Shakhtar Donetsk versloeg in de Europa League. Enkele jaren eerder had datzelfde Shakhtar nog eenvoudig afgerekend met Feyenoord in de Champions League. In het licht van deze ernstige sportieve teruggang is het naïef, en zelfs gevaarlijk, om te stellen dat de oorlog in Oekraïne en de internationale voetbalscène los van elkaar kunnen worden gezien.

Precedent voor jeugdvoetbal

Dat de UEFA Rusland weer wil toelaten tot de Onder-17 competities is een zorgwekkende ontwikkeling. Het Oekraïense voetbal staat al zwaar onder druk door Russische bombardementen. Het nationale team van Oekraïne kan vanwege veiligheidsrisico’s zelfs niet meer op eigen bodem spelen en speelt daarom veel van haar wedstrijden in het Poolse Lódz. Ook jeugdelftallen zoals die van Dynamo Kyiv en Shakhtar Donetsk ervaren de negatieve impact van de oorlog. Toch overweegt men nu om Russische jeugdteams weer toe te laten tot internationale competities. Dit schept een gevaarlijk precedent en lijkt een sluipende poging om Rusland weer een plek te geven in het internationale voetballandschap. Gezien de huidige omstandigheden is dit niet alleen onverantwoord en immoreel, maar zelfs roekeloos.

Naast overwegingen die direct met voetbal te maken hebben, gebruikt Rusland sport duidelijk als een politiek middel. Het land organiseerde het WK Voetbal in 2018, ondanks de brede internationale veroordeling na de ramp met MH17 en de annexatie van de Krim. Hiermee zond Rusland de boodschap uit dat het, ondanks alle grote woorden over ‘sancties’, business as usual was. Bovendien maken sommige Russische atleten openlijk hun steun voor de Russische militaire acties in Oekraïne kenbaar. Zwemkampioen Evgeny Rylov was niet alleen aanwezig bij een van Poetins oorlogstoespraken, maar droeg ook kleding met het controversiële Z-symbool. Toch sprak de inmiddels gestopte voormalig aanvoerder van het Russische nationale voetbalteam Igor Denisov zich uit tegen de oorlog.

Gazprom is onlosmakelijk verbonden met de oorlog

De impact van deze zaken is overduidelijk en raakt het voetbal op verschillende niveaus. Abramovich verkocht Chelsea snel na het uitbreken van de oorlog, uit vrees dat zijn tegoeden bevroren zouden worden. Maar vooral het Oekraïense clubvoetbal bevindt zich in een neerwaartse spiraal en diverse clubs hebben hun sponsorschap met Gazprom verbroken. Zenit Sint-Petersburg, een van de grootste voetbalclubs van Rusland, wordt zelfs gefinancierd door dit bedrijf, dat indirect bijdraagt aan de oorlog en afgelopen winter nog dreigde ‘Europa te laten doodvriezen‘. Onder deze omstandigheden is het niet alleen naïef, maar moreel onverantwoord om te suggereren dat sport en politiek twee gescheiden domeinen zijn.

Russische teams blijven boycotten

Dit zijn meer dan voldoende redenen om het voorstel van Levchenko te steunen tegen het idee van het toelaten van Russische voetbalteams tot Europese toernooien, zowel op jeugd- als seniorenniveau. Verschillende landen, waaronder Polen en Engeland, hebben al aangegeven Russische teams te boycotten, ongeacht het besluit van de FIFA. Evgeniy Levchenko, voorzitter van de spelersvakbond VVCS, is scherp in zijn kritiek op de KNVB. Hij stelt dat ‘de KNVB slap handelt en aan het polderen is tot nu toe. Het feit dat er geen statement is gekomen naar aanleiding van UEFA bericht over U-17 van Rusland vind ik op zijn zachtst gezegd niet netjes’, concludeert Levchenko. De persafdeling van de KNVB laat via de telefoon weten ‘te willen wachten totdat de UEFA met een duidelijk voorstel naar buiten komt en dan zal de KNVB zich daarover buigen en met een statement naar buiten komen.’ Daarmee wijkt de KNVB duidelijk af van de Engelse voetbalbond die al wel een duidelijk statement heeft afgegeven. In een snelle verklaring gaf de Engelse voetbalbond de FA aan dat ze niet tegen Russische jeugdteams zullen spelen.

Gezien de recente Russische aanvallen met ballistische raketten op dichtbevolkte gebieden in Kharkiv, met als schijnbaar doel het verwonden van burgers en het aanjagen van angst, kan men niet anders dan de oproep van Levchenko steunen dat de boycot van Russische teams gehandhaafd moet blijven. Ik roep de KNVB op om hun stilzwijgen te doorbreken en een krachtig statement uit te brengen. Hun afwezigheid in deze discussie zet niet alleen hun geloofwaardigheid op het spel, maar ook de integriteit van hun maatschappelijke campagnes, zoals die met de ‘One Love’-armband. Wie nog steeds gelooft dat sport en politiek gescheiden kunnen blijven, is simpelweg naïef en zelfs misleidend.