Artikelen

Te mooi om waar te zijn, een democratisch Rusland

Afgelopen zomer rondde ik mijn masterscriptie af en sinds vorige week staat deze op mijn website online. Mijn masterscriptie ging over de diplomatieke geschiedenis tussen Rusland en de NAVO van 1991 tot 2016. Hierin concludeerde ik onder andere dat dat het naoorlogse Japan en Duitsland pas na een aantal generaties in staat bleken te zijn om hun imperiale verleden af te zweren. De Verenigde Staten steunden het naoorlogse Duitsland onvoorwaardelijk met financiële steun vanaf 1945. Dit roept de vraag op of financiële steun (of juist een gebrek daaraan) ertoe heeft geleid dat het democratische experiment in Rusland vanaf 1991 gedoemd was te mislukken. Of waren er andere oorzaken waardoor de Russische democratie het uiteindelijk niet redde? Dit is het eerste artikel uit de reeks #StelJeVraagAanHidde, hierin worden lezersvragen behandeld.

Neoliberaal wensdenken

Voordat deze vraag objectief behandeld kan worden, is het van belang dat we ons realiseren in welke tijdsgeest Rusland moest democratiseren en hoe deze verschilde met de tijd waarin het naoorlogse Duitsland moest democratiseren. De Tweede Wereldoorlog werd direct opgevolgd door de Koude Oorlog en het was bovendien in het strategische belang van Washington om een sterk (West)Duitsland naast zicht te hebben tegenover de Sovjetunie. Dit element was afwezig toen het communisme in Europa ten onder ging. Washington had weliswaar voordelen bij een democratisch Rusland, maar de urgentie om Rusland onvoorwaardelijk financiële steun te geven ontbrak. Eind jaren tachtig, en eigenlijk daarvoor al, vierde het neoliberale idee van Ronald Reagan en Margret Thatcher hoogtijdagen in het Westen. De gedachte was dat nadat een land de transitie van een planeconomie naar een vrijemarkteconomie had gemaakt, de democratische transitie zich automatisch ook zou voltrekken.

Westerse beleidsmakers en economische adviseurs werden in de jaren negentig in deze gedachtengang gesterkt, toen bleek dat in Polen en Hongarije de transitie naar een vrijemarkteconomie vervolgens werd opgevolgd door een democratische transitie. Het liep echter in de meeste voormalige Sovjetrepublieken anders dan in de meeste Visegrádlanden (Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije). In de meeste voormalige Sovjetrepublieken uitgezonderd van de Baltische Landen, werd weliswaar de overgang naar een vrijemarkteconomie gemaakt, maar liet de transitie naar een democratisch bestel vaak op zich wachten. Angela Stent veiligheidsdeskundige over Eurazië noemt het mislukken van deze democratische transitie in de voormalige Sovjetunie, waarbij landen meestal ook een Pro-Russische buitenlandse politiek voeren het Post-Sovjetsyndroom.

Oligarchen de nieuwe adel

Voor een stabiele democratie is bovendien een sterke middenklasse essentieel en juist dat was het probleem in de meeste voormalige Sovjetrepublieken en Rusland in het bijzonder. Goed ondernemerschap werd namelijk in Rusland helemaal niet beloond. Het was immers van belang dat je goede contacten met de elites in Moskou en Sint-Petersburg had. Mensen met goede contacten konden voor een habbekrats voormalige staatsbedrijven opkopen en zodoende schatrijk worden. Dit ondermijnde echter het fundamentele ideaal van de vrijemarkteconomie, waarin risico nemen en de ondernemersgeest moesten worden beloond. Mede hierdoor was het voor Rusland heel erg lastig om een stabiele middenklasse te vormen en juist de middenklasse is de ruggengraat in een stabiel functionerende democratie.

Het gevolg was dat de prille democratie in Rusland in stand werd gehouden door elites én niet door het gros van de samenleving die het hoofd net boven water kon houden. Net als de Russische staat overigens. In 1992-1993 was de situatie op den duur dusdanig precair dat Rusland dreigde het onderhoud aan de gas en licht voorziening niet langer te kunnen betalen, waardoor miljoenen huishouden potentieel in de problemen konden komen. Deze financiële malaise leidde ertoe dat vanaf 1993 zowel de nationalisten als communisten steeds meer electorale macht kregen. In rap tempo ontstonden er grote verschillen dus arm en rijk en ongeveer een vierde van de Russische bevolking belandde hierdoor onder de armoedesgrens, terwijl de oligarchen miljarden verdienden door belastingvoordelen en de winsten van de voormalige staatsbedrijven. Deze oligarchen vertolkten in feite de rol die de adel had in de tijd van het Russische tsarenrijk. Hierdoor bleef Rusland een hiërarchische samenleving zonder een sterkte middenklasse, waarin weinig sociale mobiliteit mogelijk was.

Russisch democratisch verleden

Naast het ontbreken van een stabiele middenklasse, had Rusland nog een ander probleem. In tegenstelling tot het naoorlogse Duitsland, had Rusland nauwelijks een democratische traditie. Ondanks de verschrikkingen onder het nazibewind, had Duitsland wél een experiment met democratie gehad in het Interbellum. Onder andere de Duitse politicus Gustav Stresermann werd in de jaren twintig geroemd voor zijn politiek, waarin hij de relaties met Frankrijk stabiliseerde. Na de val van het Derde Rijk was er dus nog iets om op terug te vallen, al moet dat niet overdreven worden. In feite had Rusland, afgezien van een kortstondig experiment in 1905 én 1917 geen enkele ervaring met überhaupt politieke partijen en het democratische bestel in tegensteling tot Duitsland. Rusland moest dus van heel ver komen.

Toch is het buitengewoon simplistisch om een democratische voorgeschiedenis als voorwaarde te stellen voor een succesvolle democratische transitie. Want in de jaren negentig slaagden Polen en Hongarije er namelijk wel in om naast de transitie van een planeconomie naar een markteconomie, ook de transitie naar een democratische rechtsstaat te volbrengen zonder een daadwerkelijke voorgeschiedenis met een democratische rechtsstaat. Hoewel die rechtsstaat de afgelopen jaren onder druk staat in zowel Boedapest als Warschau laat het wel zien dat een democratische voorgeschiedenis geen voorwaarde hoeft te zijn om als communistisch land de transitie naar een democratie te maken, althans in de jaren negentig. Bovendien is het Sovjetverleden verleden ook geen allesomvattende verklaring waarom de democratische transitie in Rusland mislukte. De Baltische Landen slaagden er wel in om de democratische transitie succesvol te volbrengen in tegenstelling tot bijvoorbeeld Belarus, Rusland en Azerbeidzjan.

Japan en Duitsland

Vaak worden het naoorlogse Duitsland en Japan als voorbeelden aangehaald hoe ondanks een lange periode van imperialisme, de transitie naar een democratisch bestel toch kan worden gemaakt. Ik heb dit voorbeeld immers ook voor mijn masterscriptie gebruikt. Vlak na de Tweede Wereldoorlog waren Europeanen tamelijk pessimistisch over zo´n transitie in Duitsland vanwege Duitslands eeuwenlange imperiale wereldbeeld. “Het is nu eenmaal de mentaliteit van de Duitsers hé, dat imperialisme en militairisme”, concludeerden cynische Europeanen eind jaren veertig. Toch wist Duitsland én ook Japan voor grotendeels hun imperiale verleden achter zich te laten. Waarom lukte dit Rusland dan niet en Duitsland en Japan dan voor grotendeels wél?

Belangrijk om hierbij te vermelden is dat zowel Duitsland als Japan daadwerkelijk militair verslagen waren en de elite dus zware militaire verliezen had moeten incasseren, waardoor een cultuuromslag in de loop der jaren mogelijk werd. Sommige historici stellen daarom ook dat er wellicht in de Eerste Wereldoorlog te vroeg is onderhandeld met het Duitse Keizerrijk, omdat de Duits-Pruisische elite hun imperiale dromen nog niet hadden laten varen. Pas na de Tweede Wereldoorlog stelde de Duitse elite haar imperialistische ambities bij, nadat ze militair volledig waren verslagen.

De Sovjetunie waaruit de Russische Federatie voortkomt heeft daarentegen geen militair verlies hoeven te incasseren, afgezien van Afghanistanoorlog toen ze de Koude Oorlog verloren. Bovendien beschouwde de Russische president Boris Jeltsin zichzelf ten dele ook als winnaar van de Koude Oorlog, omdat hij juist als leider van de Sovjetrepubliek Rusland eigenhandig de Sovjetunie om zeep hielp. Jeltsin stapte namelijk zelf namens Rusland uit de Sovjetunie en kon zodoende Gorbatsjov opzij schuiven. Het gevoel dat bij Jeltsin en zijn aanhangers overheerste, was dat Rusland zich had ontdaan van de ‘communistische junta’ en dat ze daarmee hun land hadden bevrijd.

Russisch imperialisme nooit opgehouden

Wellicht waren westerse beleidsmakers in de jaren 90 naïef over Rusland. Zelfs de meest democratische leider van de afgelopen 150 jaar richtte immers een bloedbad aan in Azerbeidzjan om afscheidingsbeweging in de kiem te smoren. Zijn naam: Michael Gorbatsjov. Bij dit bloedbad kwamen ongeveer 150 mensen om het leven en deze bloedige tragedie wordt elk jaar op 20 januari herdacht in Azerbeidzjan. Toch wordt Gorbatsjov meestal gezien als een democratische en liberale leider. Maar ook hij verdedigde dus Ruslands imperiale belangen in 1990 met de harde hand. Vandaar dat hij in sommige delen van de voormalige Sovjetunie gezien wordt (en in mijn ogen terecht), als de leider uit Moskou die net als zijn voorgangers met harde hand het Russisch imperialisme én kolonialisme weigerde op te geven.

Een andere reden die als verklaring wordt aangegeven voor het mislukken van Ruslands democratische experiment, is dat Rusland chronisch geld tekort had en dat het daardoor steeds lastiger werd om de communisten én later de nationalisten buiten de politieke macht te houden voor president Jeltsin. Maar de vraag is wat mij betreft vooral: waren er echt kansen dat Rusland onderdeel kon worden van de Westerse waardengemeenschap, waarin markteconomie en democratie de dienst zouden gaan uitmaken? Sinds 1993 had Rusland namelijk vaak meningsverschillen met de Verenigde Staten. Dit betrof vaak de zogenaamde Russische invloedssfeer. Toen president Clinton in 1997 een marine training met Oekraïne wilde organiseren, kreeg president Jeltsin een Louis van Gaalachtige woede-uitbarsting. Een ander voorbeeld: toen Bill Clinton aan president Jeltsin berichtte dat de NAVO van plan was uit te breiden naar Centraal-Europa, eiste Boris Jeltsin onmiddellijk dat de Baltische Landen én Oekraïne geen onderdeel van een potentiële tweede uitbreidingsronde mochten uitmaken. Dit is illustratief voor Jeltsins positie tegenover de Verenigde Staten. Daarom te makkelijk om geldgebrek als de enige verklaring te poneren waarom in Rusland de democratische transitie mislukte. Een misschien wel belangrijkere oorzaak is namelijk dat Rusland nooit haar imperiale identiteit afzwoor, wat weer een gevolg is van het feit dat Rusland niet militair is verslagen in de Koude Oorlog. Rusland weigerde haar ambitie op te geven om terug te keren als  grootmacht, zoals in de Koude Oorlog en wilde haar invloed in Oost-Europa én ook in Centraal-Europa verdedigen en zelfs versterken.

“Partner” Rusland was in de jaren 90 ook imperialistisch

De realiteit is en was, dat er binnen de Russische elite geen cultuurverandering had plaatsgevonden. Want wie goed had opgelet begin jaren negentig (zoals Polen), zag dat er helemaal nooit en te nimmer afscheid is genomen van het Sovjetimperialisme door de Russische Federatie. In 1968 vielen troepen van het Warschaupact Tsjechoslowakije binnen om een einde te maken aan de Praagse Lente en toen in 1979 het communistische regime in Afghanistan dreigde om te vallen, vielen wederom Sovjetroepen aan. Ook onder Gorbatsjov, in 1990 vielen Sovjettroepen Azerbeidzjan binnen om een einde te maken aan de pogingen om uit de Sovjetunie te stappen. Toen de Sovjetunie uiteenviel was het allesbehalve gedaan met de imperialistische spoken uit het verleden. In 1992 hielp Rusland om Transnistrië van Moldavië af te scheiden en deze republiek dankt bovendien haar onafhankelijkheid tot op de dag van vandaag aan Moskou. In 1994-1995 pleegde Moskou grove oorlogsmisdaden in Grozny om te voorkomen dat Dagestan in Tsjetsjenië zich van de Russische Federatie zou afscheiden. Kortom, Poetin treedt in de voetsporen van vrijwel al zijn voorgangers en is hierin allesbehalve uniek.

Geen cultuuromslag

Onder Jeltsin was het dus niet anders dan onder Poetin. Alleen was Ruslands sinds 2008 weer echt in het offensief tegen het Westen te openen. In 2008 en 2014 kon Rusland van zowel Georgië als Oekraïne meerdere provisies direct en indirect annexeren, zonder dat het Westen daar echt iets tegen wilde doen. Eigenlijk is pas sinds februari 2022 voor iedereen glashelder geworden dat Rusland haar imperiale ambities nooit vrijwillig zal laten varen. We kunnen Rusland niet overtuigen om haar imperiale ambities te laten varen en daarom is afschrikking de enige optie.

Rusland heeft namelijk nooit, ook toen de Verenigde Staten en Rusland in de jaren negentig ‘partners’ waren, afstand gedaan van haar imperiale ambities. Dat Rusland weer een grootmacht moest worden, betekende in feite dat Rusland haar invloed in de voormalige Sovjetunie én in haar voormalige satellietstaten weer wilde herstellen. Rusland wilde wel samenwerken met de Verenigde Staten, maar beschouwde voormalige Sovjetlanden nog altijd als secundaire landen die de eisen van Moskou dienden op te volgen. Juist hierdoor verliep de samenwerking tussen Rusland en de Verenigde Staten soms stroef. De conflicten werden pas duidelijker toen Rusland zich enigszins herstelde en meer middelen had om mee te dreigen onder Poetin. Met Poetins speech in de veiligheidsconferentie van München in 2007 als eerste duidelijke waarschuwing voor het Westen.

Kortom, ondanks dat de relatie tussen Rusland en het Westen in de jaren 90 behoorlijk goed was, kon Rusland haar imperialisme niet volledig afzweren. Vaak wordt het voorbeeld gebruikt van het naoorlogse Japan en Duitsland, waarin imperiale mogendheden in de loop der tijd hun imperiale identiteit hebben afgezworen. Ook ik heb dit voorbeeld gebruikt in mijn masterscriptie afgelopen jaar. Toch kan geldgebrek onvoldoende verklaren, waarom in Rusland de democratische transitie faalde. Rusland kon haar imperialisme niet achter zich kon laten terwijl Japan en Duitsland wél konden. Een logische verklaring hiervoor is dat in 1945 zowel Duitsland als Japan een militaire nederlaag te verduren kregen, terwijl Rusland geen militair verlies leed.

Een andere belangrijke reden is dat vooral het naoorlogse Duitsland decennialang lang te maken had met verschillende bezettingszones. Daarnaast heeft Duitsland haar eigen verleden stevig bekritiseerd en het land gedenazificeerd. Na de val van het Derde Rijk is er een duidelijke denazificatie geweest in Europa, met onder andere de Neurenbergprocessen. Na val van de Sovjetunie is er echter geen de-communisme geweest. Hierdoor kon de KGB en het Russische leger in feite een belangrijke rol blijven innemen in Rusland en andere voormalige Sovjetrepublieken. De KGB en het Russische leger gingen vervolgens door met het plegen van oorlogsmisdaden, zoals de vernietiging van Grozny, die in veel opzichten overeenkomsten vertoont met de verwoesting van Marioepol.

De Russische elite heeft daardoor nooit gebroken met haar imperiale chauvinisme, net als Duitsland na de Eerste Wereldoorlog in tegenstelling tot het naoorlogse Duitsland. Geld was een probleem, maar niet allesomvattend. Er vond geen mentaliteitsverandering plaats in Rusland, waardoor Rusland haar imperiale ambities nooit kon afzweren en de democratische transitie erg lastig werd. Onder Poetin werden de imperiale ambities van Rusland zelfs verhoogde naarmate Rusland herstelde onder Poetins beleid. We moeten uiteraard kritisch zijn op Poetin, maar het Russische imperialisme is jarenlang een blinde vlek geweest voor Westerse politici en analisten.

Dit was een artikel in de serie #StelJeVraagAanHidde. Hierin beantwoord ik in mijn artikelserie  jullie vragen. In dit artikel werd de vraag van Paul Voestermans beantwoord.

Mijn gekozen waardering € -